Zeldzaamheid
Algemeen. Komt verspreid over het land voor in bosachtige gebieden. RL: niet bedreigd.
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 22-35 mm. De zes grote, blauwachtig zwarte vlekken op het forse dichtbehaarde borststuk en de sterk gestippelde witachtige vleugels zijn kenmerkend voor deze soort. De antennen van het mannetje zijn aan de basis geveerd.
Kenmerken rups
40-55 mm. Het lijf is lichtgeel en glimmend; de kop is donkerbruin tot zwart en lichter in het midden; nekplaat en wratten zeer donkerbruin.
Gelijkende soorten vlinder
Kan verward worden met de hermelijnvlinder (Cerura vinula).
Levenscyclus
Rups: augustus-juni. De rups overwintert tweemaal en voedt zich met het hout van dunne jonge stammetjes of takken met een diameter van hooguit 10 cm. De rups verpopt zich uiteindelijk vlak onder de bast. De eieren worden afzonderlijk of in kleine groepjes op de schors afgezet.
Waardplanten
Diverse loofbomen, waaronder lijsterbes, eik, gewone es en paardenkastanje; ook diverse fruitbomen.
Habitat
Vooral open bossen en struwelen; ook tuinen, boomgaarden en parken.
Vliegtijd en gedrag
Eind mei-eind augustus in één generatie. De vlinders worden overdag soms rustend op boomstammen gevonden. De mannetjes komen op licht, de vrouwtjes zelden.
België
Vrij algemeen in het hele land, maar doorgaans waargenomen in lage aantallen.
Mondiaal
Van Portugal tot het Primoriegebied en van Zuid-Scandinavië tot Noord-Afrika en West-Azië. In Noord-Amerika geïmporteerd. Een duidelijk andere soort, biebingeri (Speidel & Speidel, 1986) leeft op Kreta.
Bron: vlinderstichting