De voorvleugellengte van de Paarse parelmoervlinder is 16 tot 19 mm. De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte vlekken en stippen. De grondkleur aan de onderkant van de achtervleugel is blauwachtig violet. Er is ook een band van enkele kleine parelmoervlekken. De zwarte vlekken op de onderkant van de achtervleugel zijn goed ontwikkeld.
Het lichaam van de rups is tot 22 mm en donkergrijs. Op de rups is een gebroken witachtige rugstreep te zien. In de flanken is een roodachtige, gele lengtestreep aanwezig. De doorns zijn geelachtig en met witachtige uiteinden. De kop is zwart.
Zie de zilveren maan, de zilvervlek en de veenbesparelmoervlinder.
De vliegtijd is van eind april tot begin september en in twee of drie generaties.
De soort overwintert als halfvolgroeide rups.
Diverse soorten viooltjes. Vooral akkerviooltje en het driekleurig viooltje.
Warme hellingen met open bos. Struwelen met bloemrijke velden en ook heischrale graslanden. Ook luwe overhoekjes en braakliggende akkers zijn plekken waar de vlinder is te vinden.
Een zwerver die in anderhalve eeuw slechts vijftien keer in Nederland is waargenomen. De vlinder is voor het laatst in 1996 gezien.
De paarse parelmoervlinder is zwerflustig. De soort kan grote afstanden afleggen. Het is dan ook niet zo gek dat hij zelfs enkele malen in Groot-Brittannië is gevonden.
De soort komt in een groot deel van Midden-Europa voor. De dichtstbijzijnde populaties vliegen in Wallonië.
Bron: vlinderstichting