Zeldzaamheid
Het tweekleurig hooibeestje is een uit Nederland verdwenen standvlinder, die voor het laatst is waargenomen in 1988. De soort kwam vooral voor op de Veluwe.
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: circa 18 mm. De bovenkant van de voorvleugel is oranje met een donkerbruine rand en de bovenkant van de achtervleugel is bruin. Op de onderkant van de achtervleugel bevindt zich een rij oogvlekken en een alleenstaande, bruingeringde oogvlek. Aan de buitenkant van de rij oogvlekken loopt een zilverkleurige streep, aan de binnenkant ligt een breed wit veld dat langer is dan de rij vlekken. Het mannetje is iets kleiner en heeft kortere en spitsere vleugels dan het vrouwtje.
Gelijkende soorten vlinder
Bij het zilverstreephooibeestje is het witte veld op de onderkant van de achtervleugel smaller en niet langer dan de rij oogvlekken.
Levenscyclus
Rups: half juli-half juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups. De verpopping vindt plaats dicht bij de grond aan een gras- of plantenstengel.
De eitjes worden afzonderlijk op de waardplant afgezet. Het vrouwtje heeft een voorkeur voor polletjes die groeien in een open vegetatie of bij kale grond.
De rupsen groeien traag en overwinteren halfvolgroeid, diep verborgen in de graspol. De soort verpopt zich vlak bij de bodem aan stengeltjes van grassen of kruiden.
De vlinders drinken nectar van kruiden maar kunnen ook op (dauw)water circa 10 dagen blijven leven. Het aantal individuen op de vliegplaatsen is vrij hoog, ca 64 individuen per hectare. De mannetjes vinden de vrouwtjes overwegend door patrouillevluchten.
Waardplanten
Diverse grassoorten, waaronder vooral schapengras; ook beemdgras, struisgras en parelgras.
Habitat
Warme droge schrale open graslanden op zonnige beschutte plaatsen.
Het tweekleurig hooibeestje wordt zowel op zandgrond als op kalk gevonden. Altijd zijn in de buurt van het leefgebied struweel, grotere vrijstaande bomen of een bosrand aanwezig. Soms leeft deze soort op open plaatsen in bossen en heeft dan een voorkeur voor drie tot vijfjarige kapvlakten.
Vliegtijd en gedrag
Begin juni-half juli in één generatie. De vlinders voeden zich met nectar van kruidachtige planten en met dauwwater.
De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen zijn 2 juni en 12 augustus.
Mobiliteit
Het tweekleurig hooibeestje is een weinig mobiele vlinder.
Regionaal
Aan het begin van de twintigste eeuw kwam de soort op een aantal verspreide plaatsen in Zuid- en Midden-Nederland voor. De grootste populaties vlogen op de Veluwe en in het Rijk van Nijmegen. Daarnaast kwam hij voor bij Breda, Echt (Limburg), de Utrechtse heuvelrug en in Zuid-Limburg. Geleidelijk aan verdween de soort overal.
Begin jaren tachtig kwam hij alleen nog voor langs de zuidelijke Veluwezoom en vloog daar toen nog talrijk. In 1984 werden er nog tientallen exemplaren geteld op twee vliegplaatsen op de Hoge Veluwe en bij Terlet.
Na de koude september en winter van 1986 en het natte voorjaar van 1987 was de soort vrijwel verdwenen. Het laatste individu werd daar in 1988 gezien. De dichtstbijzijnde populaties vliegen nu in Duitsland (Eifel) en de zuidelijke Ardennen.
Europa
Op Europees niveau is het tweekleurig hooibeestje niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. De soort staat op de Waalse en Duitse Rode Lijst.
Mondiaal
Het tweekleurig hooibeestje komt voor van Portugal tot de Oeral en Voor-Azië en van Zuid-Zweden tot Noord-Spanje, Zuid-Italië en Noord-Griekenland.
Bron: vlinderstichting